Verslag jaarcongres 2018

Afgelopen zaterdag vond het jaarcongres 2018 ‘ik eet dus ik ben’ plaats in het LUMC in Leiden. We kijken terug op een geslaagde, inspirerende en interessante dag. We bedanken alle sprekers, workshopleiders en geïnteresseerden voor hun aanwezigheid!

 

Wij kijken uit naar het jaarcongres 2019. Hou de website in de gaten voor meer informatie.

 

Verslag jaarcongres 2018: ‘Ik eet dus ik ben’

Zaterdag 17 november in het LUMC, Leiden.
Verslag door Ingeborg Engelberts, 20 november 2018

Op een koude en droge zaterdagochtend, druppelden de deelnemers van het jaarlijkse congres van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde geleidelijk binnen in het LUMC. Een gemêleerd gezelschap belangstellenden vanuit verschillende disciplines, waaronder artsen, filosofen, historici, docenten en studenten geneeskunde alsmede diëtisten, nam plaats in de ruime collegezaal.

De dag begon met een bevlogen lezing van professor Michiel Korthals. In zijn betoog liet hij zien hoe de moderne consument steeds meer vervreemd is geraakt van wat hij eet. We hebben vaak geen idee hoe ons voedsel wordt geproduceerd of waar het vandaan komt. Het gevolg is dat de inkopers van de supermarkten, meer dan wij zelf, bepalen wat op ons bord ligt. De keuzes die hierbij gemaakt worden zijn gericht op een zo goedkoop mogelijke productie. Maar mensen beseffen niet dat voeding de verbinding onderhoudt tussen lichaam en geest. Deze verbinding wordt verwaarloosd bij onze huidige, vervreemdende, wijze van voedsel produceren en consumeren. Voedsel wordt op grote schaal geproduceerd in monoculturen. We bewegen niet meer om ons voedsel te verkrijgen en te bereiden. De sociale interactie die voortvloeit uit het zelf bereiden van een maaltijd en het gezamenlijk eten ervan, wordt afnemend benut. De hieraan gerelateerde schadelijke effecten op gezondheid en milieu zijn omvattend. Professor Korthals meent dat voedselvaardigheden wijd verspreid zouden moeten worden gepropageerd. Hij doelt hiermee op aandachtsvol en ook kritisch kiezen, bereiden en eten van voedsel. Met deze concrete aanwijzingen verwacht hij zowel het milieu, als de volksgezondheid in positieve zin te beïnvloeden. Hij meent daarom dat voedselvaardigheden belangrijke voorwaarden voor gezondheidsvaardigheden zijn.

In verschillende workshops werden vervolgens diverse aspecten van eten en voedsel belicht:

  • Ingrid Neijnens liet, met behulp van voedsel en eten, de deelnemers ervaren hoe het is om de volle aandacht ergens op te richten.
  • Sara Kaiser wist indringend de relatie tussen leefstijl, cultuur en voeding te belichten. Zij liet zien dat eetgewoonte een culturele uitdrukkingsvorm is enerzijds en anderzijds persoonlijke identiteit vorm geeft.
  • Gerbrand van Hout illustreerde op interactieve wijze in zijn workshop de problematische kant van voedsel. De deelnemers werd duidelijk hoe complex de behandeling is van adipositas. Behalve een fysieke ingreep (maagverkleinende operatie), dient aandacht besteed te worden aan de mentale condities van de patiënt en zijn omgeving.
  • De workshop van Saida Aoulad Baktit werd een enthousiaste uitwisseling van ideeën over hoe de ander te begrijpen wanneer diegene een andere culturele achtergrond heeft.

Marieke Hendriksen liet een historisch licht schijnen op smaak en smaakontwikkeling. Aan de hand van de denkbeelden van twee 17e eeuwse Nederlandse artsen, liet zij zien dat smaak en smaakbeleving aanzienlijk veranderen in de loop van de tijd. Opvallend is dat een, beargumenteerde, visie op wat gezond zou zijn, de goede smaak mede bepaalt. Omdat in de 17e eeuw, artsen meenden dat goede gezondheid afhankelijk is van een juiste verhouding tussen basisch en zuur, keurde men het nuttigen van citroenen en vis af, maar werden voedingsmiddelen zoals boter, suiker en ongezouten vlees juist als aanbevelenswaardig beoordeeld. Hendriksen liet ook zien hoe materiële omstandigheden van invloed waren op de cultuur. De droogleggingen zorgden voor voorkeur van vlees boven vis en de beschikbaarheid via de VOC van specerijen en van thee, koffie en tabak maakte die producten ook populair. Terugkijkend was thee misschien wel het eerste super food.

Eric van Laar illustreerde, aan de hand van eten, de gevolgen van de bestaande kloof tussen moderne medische technologie en zingeving. In technologische zin, is voedsel een hoeveelheid nutriënten. Een gebrek of een overmaat aan nutriënten veroorzaakt ziekte. Vanuit een natuurwetenschappelijke benadering zouden deze ziektes, relatief eenvoudig, behandeld kunnen worden door het aanbod van nutriënten te corrigeren. Een efficiënt ingericht zorgstelsel, gebaseerd op farmaceutische interventies, past goed bij deze smalle benadering. In existentiële zin heeft voedsel ook een mentale en maatschappelijke betekenis. Eten en drinken bepalen in belangrijke mate de kwaliteit van leven. Deze aspecten van voedsel zijn veel moeilijker te reguleren en vallen grotendeels buiten het bereik van markt-gestuurde gezondheidszorg. Gelukkig besteden artsen steeds meer aandacht aan existentiële aspecten van gezondheid en ziekte. De blik van de dokter verbreedt zich van een zuiver technologische behandeling naar een steeds meer context-afhankelijke benadering. Hierdoor groeit het besef dat niet alle gezondheidsproblemen beheersbaar of oplosbaar zijn. Er komt begrip voor worsteling en kwetsbaarheid.

Bart Penders hield een wijsgerige en wetenschapssociologische beschouwing over voedselhypes. Tot verbazing van menig arts, overstijgt de populariteit van menig, niet-wetenschappelijk-onderbouwde, voedselhype royaal de acceptatie van de dieetadviezen van het Nederlands voedingscentrum. Bart Penders relateert dit aan een misvatting van de aard van het wetenschappelijk bewijs. We zijn geneigd te denken dat een wetenschappelijk bewijs op objectieve wijze de situatie in de zuivere natuur beschrijft. Maar Bruno Latour heeft laten zien dat er altijd cultuur verweven zit in het wetenschappelijk bewijs. Het wetenschappelijk bewijs is niet zonder meer een weerspiegeling van de natuur, maar steeds een hybride constructie van natuur en cultuur. Dieetauteurs, en ook de marketingafdeling van Unilever, maken hiervan gebruik. Zij benutten hun overredingskracht om hun denkbeelden te realiseren. Wetenschappers zetten, tevergeefs, juist alles in het werk om deze vermenging van cultuur en natuur tegen te gaan. Zolang artsen vasthouden aan dit wetenschappelijk ideaal, zullen zij de aansluiting met de realiteit, en daarmee de publieke geloofwaardigheid, verliezen. Bart Penders adviseert wetenschappers om juist trots te zijn op hun vermogen om hybrides te construeren. Om te investeren in de kracht en kwaliteit van relaties. Dan staan voedselhypes op los zand.

Tot slot hield Phyllis ten Brok een flamboyante presentatie over de therapeutische en pedagogische kracht van het eten en drinken. Zij stelt dat als iemand kan eten en drinken, iemand zelfstandig kan wonen. Door het organiseren en nuttigen van de dagelijkse maaltijd therapeutisch in te zetten, weet zij de zorgvraag van zorgbehoevenden uit te stellen. Professionele hulpverleners hebben de neiging om zelfzorg over te nemen waardoor zorgvragers in een negatieve spiraal terecht dreigen te komen. Phyllis laat zien hoe hulpbehoevenden zowel fysiek als mentaal in beweging komen door zelf, facetten van, de maaltijd te verzorgen. Hiermee is de presentatie van Phyllis ten Brok een concrete uitwerking van de stelling van professor Michiel Korthals waar de dag mee begon: ‘Voedselvaardigheden zijn voorwaarden voor gezondheidsvaardigheden’.

De middag werd afgesloten met een levendige discussie onder leiding van Steven Dorrestijn en een samenvattend slotwoord van professor Jenny Slatman. De laatste ideeën en overwegingen konden de deelnemers uitwisselen bij een geanimeerde borrel. Hierbij is al een kiem gelegd voor het jaarcongres van volgend jaar. Er zijn reeds meerdere onderwerpen voor de volgende editie aangedragen.